Ambitieus ontwerp voor openbare ruimte (o101)
Openbare
ruimte in de vorm van een drukke winkelstraat. Dit precedent
is gesitueerd in de regio Rotterdam (binnenstad Schiedam -
Broersvest).
De herinrichting van de Broersvest (2002-2003) is ambitieus
geweest. Dat was lastig, want de verkeersdruk op deze nieuwe
openbare ruimte is groot.
Het Broersvest vormt een hoofdader voor alle verkeer inclusief
bus en tram en heeft een belangrijke flaneerfunctie in het
centrum van Schiedam. Hoewel de bebouwing daar weinig aanleiding
toe lijkt te geven toont de herinrichting een hoog ambitieniveau.
Er is zorgvuldig nagedacht over alle vormen van gebruik, dat
herkenbaar gemaakt is door de toepassing van verschillende
materialen en hoogteverschillen.
Door
toepassing van (soms geslepen) natuursteen in diverse afmetingen
en met verschillende soorten voegwerk is toch een sterke mate
van eenheid bereikt. De wijze waarop een grote diversiteit
aan functies in een zeer beperkte ruimte een plek heeft gekregen
verdient veel respect. Zelfs de historische locaties van voormalige
molens zijn herkenbaar gemaakt in speciaal daartoe ontworpen
straatmateriaal.
Een zwak punt vormt de geringe herkenbaarheid van het fietspad;
het materiaalgebruik hiervan sluit ook niet aan bij de vormgeving
elders in de stad. Verder beïnvloeden hoogteverschillen
en materiaalgebruik de beloopbaarheid van de bus- en tramhalten
negatief.
Hoewel de uitvoering in het algemeen een goede indruk maakt,
lijkt de fundering op draaiplekken van autoverkeer te licht.
ook dienen de eerste slijtages zich aan (zie ook verderop).
De verkeersveiligheid scoort op grond van genoemde punten
laag, zeker in het licht van de ambitieuze opzet.
Bij het fraai ogende ontwerp dat in dit precedent ligt besloten
is de verleiding groot om het vellen van een oordeel over
openbare ruimte te beperken tot het waarderen van de vorm,
of van de fysieke verschijning van die ruimte. Dat gebeurt
maar al te vaak. De analyse van kwaliteit en veiligheid blijft
dan beperkt tot schoonheid en materialisering van die vorm.
Dat is heel jammer, zeker ook omdat het lang niet makkelijk
is of te rechtvaardigen valt om een ruimte in de stad als
vorm los te weken van haar omgeving. Maar het is met name
jammer omdat gebruik en veiligheid van die ruimte buiten de
discussie blijven.
Het oordeel moet dus ook betrekking hebben op gebruik. Probleem
is dat niet altijd duidelijk is hoe een openbare ruimte wordt
gebruikt, of gebruikt zou moeten worden. Voor het laatst zou
men bij een Programma van Eisen te rade kunnen gaan, als dat
tenminste specifiek genoeg is, en als dat al aan het ontwerp
van die ruimte ten grondslag heeft gelegen.
Gebruik is ook meer dan functie. Functie is meer een term
uit de legenda van een plattegrond, of het juridische kader
van een bestemmingsplan. Maar de bestemde functie zegt niet
veel over beoogd gebruik, en al helemaal niets over veiligheid
en bijvoorbeeld feitelijk gebruik. Minimum niveau waaraan
een project (of een bestaande situatie) zou moeten voldoen,
is dat de openbare ruimte ten minste een doelmatig gebruik
toelaat zoals dat is voorgestaan met het ontwerp dat aan die
ruimte ten grondslag heeft gelegen. Maar daarnaast zou een
goed plan toch in ieder geval ook niet voorzien, maar wel
wenselijk of nuttig gebruik, moeten kunnen herbergen (in dit
laatste schuilt een belangrijk verschil tussen het ontwerpen
van een bouwwerk met een gegeven programma en bekende groep
van gebruikers, en een openbare ruimte waarvan de gebruikersgroep
veel diffuser is samengesteld). Bovendien zou een plan optimaal
het gebruik moeten mogelijk maken dat vereist is om de openbare
ruimte als op zichzelf staande activiteit doelmatig te kunnen
beheren en onderhouden, en niet in de laaste plaats de condities
voor sociale veiligheid zo optimaal als mogelijk te maken.
De beste prestatie is per definitie het criterium voor de
vaststelling van een excellent project. Maar ook die prestatie
is lastig te beoordelen, alleen al omdat de prestatie niet
direct tot de vorm van de ruimte, noch tot het gebruik kan
worden herleid. En wat voor prestaties? De belangrijkste prestatie
waaraan een openbaar toegankelijk ruimte moet voldoen is precies
de openbare status ervan. Want een mislukte openbare ruimte
wordt vroeg of laat geherstructureerd of geprivatiseerd, terwijl
veiligheid onder druk zal komen te staan.
Een werkelijk geslaagde openbare ruimte werkelijk moet, naast
openbaar toegankelijk, in ieder geval veilig zijn. En technisch
en economisch rendabel. En beheer(s)baar...
In
veel gevallen bestaat er een forse discrepantie tussen de
ontwerpambitie en het uitvoeringsniveau. Op belangrijke details
gaat het nogal eens mis. Putdeksels en andere nutsvoorzieningen
zijn vaak slecht ingepast. Inrichtingselementen als bomen,
banken, paaltjes, lichtmasten e.d. passen soms slecht in het
ontwerp of waren overdadig en dominant aanwezig. Met zware
verkeersbelasting is op cruciale plaatsen soms onvoldoende
rekening gehouden. Ook spoort de uitvoering van bestratingswerk
nogal eens niet met het ontwerpidee.
Ook dit ambitieuze plan in Schiedam illustreert de welhaast
gangbare discrepantie tussen ontwerp en uitvoering. Al betrekkelijk
kort na de oplevering zijn de eerste sporen van verval traceerbaar
(situatie 2004). Twee voorbeelden. Wegschuivend bestratingsmateriaal
in de zone van voetgangers en bevoorrading, alsmede beschadigde
perronbanden van een trambus-halte. Voor sociale veiligheid
is dit op den duur wel degelijk van belang. De kwaliteit van
de omgeving is van invloed op het veiligheidsgevoel en op
den duur ook op het ontstaan van daadwerkelijke criminaliteit.
Het zijn de kleine details die in een vroeg stadium een blik
op de toekomst gunnen.
Het
onderzoek naar dit precedent (2003-2004) heeft plaatsgevonden
in het kader van de prijsvraag 'Omgevingsarchitectuur', i.o.v.
Stichting OmgevingsArchitectuurPrijs - Rob
van der Bijl (RVDB)
was jurylid. Naar aanleiding van deze ervaring heeft
hij een achtergrondartikel over de openbare ruimte in Nederland
geschreven. Klik voor een actuele versie hier...