Checklist
als gereedschap
Het
werken met Predore kan worden ondersteund door het gebruik
van zogenaamde checklists, of in gewoon Nederlands, controlelijsten.
Er zijn verschillende lijsten beschikbaar. In het kader van
Predore wordt ook gewerkt aan actualisering van deze lijsten.
Predore omvat meerdere controlelijsten, en daarmee heel veel
checklist-criteria. Deze criteria worden door ons allemaal
toegepast, maar we geloven dat het in essentie slechts gaat
om de volgende zes criteria.
Zicht en toezicht
Toegankelijkheid
Ruimtelijke zonering
Attractiviteit
Daders/criminelen en slachtoffers
Sociale en historische context
November
2008 is een nieuw handboek sociale veiligheid verschenenen
bij uitgeverij Thoth. Geïnspireerd door Predore met bijdragen
van Rob van der Bijl e.a. (onder redactie van Ita Luten).
De checklist uit dit handboek heeft de vorm van vier richtlijnen,
oftewel 'vuistregels'.
Zichtbaarheid
Eenduidigheid
Toegankelijkheid
Aantrekkelijkheid
Hieronder wordt de oudste en nog steeds bekende checklist
toegelicht.
'Sociale veiligheid' als domein van kennisdomein is in Nederland
voor het eerst door Van der Voordt en Van Wegen (1990/1991)
systematisch en redelijk volledig samengevat in een checklist.
Die lijst expliceert en systematiseert empirische verbanden
tussen de gebouwde omgeving enerzijds en criminaliteit/veiligheid
anderzijds. Het was voor het eerst in Nederland dat sociale
veiligheid zo volledig en systematisch in kaart werd gebracht.
Voor een deel stemt deze lijst overeen met het werk van Oscar
Newman (belang hechten van toezicht en territoriale zonering),
voor een ander deel gaat het om een uitbreiding (bijvoorbeeld
belang onderkennen van potentiële daders en doelwitten).
De controlelijst heeft veel navolging gevonden. Heel vaak
wordt de lijst letterlijk overgenomen (b.v. Gemeente Tilburg,
1994), soms in iets gewijzigde vorm (b.v. Van der Hoek, 1994).
Tot nu toe vindt beslissingsondersteuning overwegend plaats
met behulp van controlelijsten. Van der Voordt en Van Wegen
spreken in dit verband van het bieden van een leidraad bij
het ontwikkelen van plannen. Bovendien moet het volgens hen
mogelijk zijn "... om een ontwerp of bestaande situatie
snel en efficiënt te kunnen toetsen op sociale veiligheid."
(Van der Voordt en Van Wegen, 1990, p.29) De auteurs zien
hun lijst een beslissingsondersteuning bieden bij zowel evalueren
(toetsen) als genereren (ontwerpen). Criminaliteit gerelateerde
veiligheid kan met de lijst worden getoetst, hetgeen leidt
tot indicatoren voor ontwerp- en beheerssuggesties. Andersom
kan ook, uit het ontwerp worden indicatoren afgeleid die vervolgens
kunnen vertaald in criteria voor het ontwerp van veiligheid.
De
lijst laat zich samenvatten in enkele vuistregels waarmee
men de risico's en onveiligheid van een situatie kan in schatten.
In het kort komt het hier op neer: (a) als er potentiële
daders in de buurt zijn, dan is er risico; (b) als er toezicht
is, dan wordt het risico verkleind; (c) als een situatie/object
goed zichtbaar is dan vergroot dit de veiligheid; (d) als
gebruikers van de ruimte zich bij die ruimte betrokken voelen
- zich er verantwoordelijk voor voelen - dan vergroot dit
de feitelijk veiligheid, alsmede het gevoel van veiligheid;
(e) als een ruimte of object attractief is, dan vergroot dit
de veiligheid; (f1) als een ruimte goed afsluitbaar is, dan
vergroot dit de veiligheid; (f2) als er veel toegangen/vluchtwegen
zijn, dan wordt de veiligheid minder; (g) als het object veel
waarde heeft, dat wil zeggen, als het een potentieel doelwit
betreft, dan neemt de veiligheid af; (h) als het object fysieke
kwetsbaar is, dan wordt de veiligheid minder.
CRITERIA
Hieronder
worden kort de criteria uit de controlelijst nader toegelicht
De tekst is volledig gebaseerd op de studie van Van der Voordt
en Van Wegen (1990/1991).
a. "aanwezigheid van potentiële daders"
De
aanwezigheid van probleemhuishoudens, druggebruikers en opgeschoten
jongeren vormen negatieve condities. Met name geldt dat voor
de aanwezigheid van jongeren in de leeftijd van 10-15 jaar
en 15-25 jaar die doorgaans verantwoordelijk zijn voor respectievelijk
vandalisme en inbraken. Doorgaande routes naar jongerenvoorzieningen
en de nabijheid van voorzieningen en verzamelplaatsen kunnen
eveneens negatief uitwerken.
De aanwezigheid van potentiële daders heeft betrekking
op het gehele criminaliteitsspectrum, dat wil zeggen, vandalisme,
inbraken in woningen en auto's, diefstal vanaf de openbare
weg en openbaar geweld. Bovendien vormt de aanwezigheid van
mogelijke daders duidelijk een bron van (subjectieve) onveiligheidsgevoelens.
b. "aanwezigheid van sociale ogen"
De
aanwezigheid van publiek (bewoners, omstanders, etc.) kan
gunstig uitwerken op de daadwerkelijk veiligheid. Hetzelfde
geldt voor formeel en semi-formeel toezicht. Er is dan respectievelijk
sprake van politiesurveillance en de aanwezigheid van huismeesters,
buurtbeheerders, stadswachten, etc. Een ander belangrijk aspect
betreft de gevoelde aanwezigheid van omstanders. Onveiligheidsgevoelens
tenderen af te nemen op het moment dat men denkt of verwacht
dat er (informeel) toezicht aanwezig is. Zowel voor 'subjectieve'
als 'objectieve' aspecten van criminaliteit in de meest brede
zin wordt sociale controle beschouwd als een zinvolle remedie.
c. "zichtbaarheid"
De
belangrijkste randvoorwaarde in positieve zin vormt de aanwezigheid
van ononderbroken zichtlijnen en een goede verlichting. Zichtbaarheid
is een conditio sine qua non, van invloed op elke criminaliteitsvorm
en met name relevant voor de schaalniveaus van bouwplan en
stedebouw.
d. "betrokkenheid/verantwoordelijkheid"
Een
duidelijk onderscheid tussen openbaar, semi-openbaar en privé
gebied maakt het mogelijk om de verantwoordelijkheid voor
de verschillende territoria te garanderen. Als die verantwoordelijkheid
afdoende is geregeld komt dit de veiligheid ten goede. Dat
geldt ook voor een situatie waarin bewoners/gebruikers zich
bij het territorium betrokken kunnen voelen. Het gaat om het
gevoel dat een plek tot de 'eigen' omgeving behoort. Zowel
fysieke als sociaal-psychologische aspecten zijn hier in het
geding. Betrokkenheid kan worden bewerkstelligt door fysieke
inrichting en afstandsbepalingen, maar ook door herkenning
van medebewoners/gebruikers en de sociale samenstelling van
het complex. Dit laatste punt wordt positief beïnvloed
door gebruikers- en bewonersparticipatie bij de bouw en het
beheer. Daarentegen werkt een hoge mutatiegraad, dan wel verhuisgeneigdheid
juist negatief uit.
e. "attractiviteit van de omgeving"
Een
attractieve omgeving heeft een gunstige werking op de veiligheid.
In 'objectieve' zin is dit het geval dankzij de aanwezigheid
van goede verlichting en de garantie van regelmatig en goed
onderhoud; in 'subjectieve' zin kan dit het gevolg zijn van
het feit dat bij de bouw rekening is gehouden met individuele
wensen, doordat grootschaligheid is vermeden en aantrekkelijke
materialen en kleuren zijn toegepast. Uiteraard werken verpaupering,
vervuiling, stank en lawaai in elk opzicht negatief uit.
f. "toegankelijkheid/vluchtwegen"
Van
der Voordt en Van Wegen noemen ook hier weer een duidelijk
onderscheid tussen openbaar en privé als positieve
factor. Ook de mogelijkheid om, gebruikmakend van deugdelijk
hang- en sluitwerk, zowel privé als semi-openbare ruimte
af te sluiten bevordert de veiligheid in positieve zin. Hetzelfde
geldt voor de aanwezigheid van een alarminstallatie. Een laatste
positieve factor zijn vluchtwegen voor potentiële slachtoffers.
Daarentegen is de aanwezigheid van vluchtwegen voor potentiële
daders een negatieve factor. Ook een groot aantal gemakkelijk
bereikbare en toegankelijke entrees heeft een negatieve invloed
op veiligheid.
g. "aantrekkelijkheid van een potentieel doelwit"
Aanwezigheid
in het complex van waardevolle goederen zet de veiligheid
onder druk. Dat is ook het geval bij een concentratie van
doelwitten. Zo vormen veel mensen een aantrekkelijke mogelijkheid
voor tasjesroof, zakkenrollerij, etc. Veel fietsen maken fietsendiefstal
mogelijk, veel auto's veel autokraak - en diefstal, etc.
h. "fysieke kwetsbaarheid van een potentieel doelwit"
Ouderen
en vrouwen vormen een fysiek kwetsbare groep. Als die groep
ergens frequent aanwezig is, met name 's avonds, vormt dat
een negatieve factor. Hetzelfde geldt voor materiële
zaken die in een fysiek kwetsbare staat verkeren. Objectversteviging
kan echter het tij in positieve zin keren. Dat is ook het
geval als het doelwit voldoende is afgeschermd (kluis, sloten,
etc.)