Wadden
Klik hier voor een paar van onze foto's van de Wadden...
Stedebouwkundig
perspectief op de Wadden
Ik moet bekennen dat ik als stedebouwer niet al te veel affiniteit heb met natuur, of met natuurlijk landschap. Dat komt zeker door mijn achtergrond; in Delft heb ik destijds succesvol een modernistische en functionalistische hersenspoeling afgerond. Maar het komt ook omdat ik geboren en getogen ben in Nederland, waar - zover ik in al mijn beperktheid kan overzien - natuurlijk landschap met een loep moet worden opgespoord. Misschien overdrijf ik, maar heb toch heel vaak buitenlandse toeristen en gasten zien glimlachen als hun Nederlandse kennissen repten over de natuur waar ze zich op dat moment in zouden bevinden. Ik ben opgegroeid achter de duinen, inderdaad in Den Haag, of nauwkeuriger, óp Scheveningen. Ja, óp..., want Scheveningers woonden (ze bestaan nauwelijks meer) niet in hun dorp, maar dus op Scheveningen. Dat komt misschien doordat het dorp op de duintoppen was gelegen. Enfin, die duinen herinner ik me nog goed en ik kom er trouwens ook nog wel. Maar wat me als klein jongetje al verbaasde was dat prikkeldraad. Een tocht door de duinen was voor mij hetzelfde als een wandeling langs een aangeharkt pad dat aan beide zijden was begrensd door prikkeldraad en waarschuwingsborden. Sindsdien is in mijn beleving de lengte prikkeldraad en de hoeveelheid aanwijzingen, ver- en geboden langs Nederlandse duin- en bospaden beslist niet afgenomen. Evenmin lijkt me, is de natuur veel toegenomen. Slechts één duin maakte indruk op mij. Dat was het Lindoduin, naar ik later begreep een van de laatste restanten van het (natuurlijk?) duingebied dat in de jaren 20 en 30 (van de vorige eeuw dus) had moeten plaatsmaken voor Scheveningse en Haagse woningbouw. Maar uitgerekend dat Lindoduin werd ontgraven in de tijd dat mijn stedebouwkundig bewustzijn opgang deed. Het hoge duin, een soort berg, maakte in luttele tijd plaats voor een nog veel hoger woongebouw, een galerijflat om precies te zijn. Ik vond het prachtig en die flat heeft zeker bijgedragen aan mijn fascinatie voor kunstmatig landschap! In Scheveningen werd een zangerig dialect gesproken, Schevenings, nauw verwant aan het Katwijks uit het dorp noordelijker. Je zegt trouwens niet Schévenings, maar Schèvenings, en de Katwijkers spraken wat minder zangrijk het 'Kattiks'. Die Scheveningse tongvol herken ik nog onmiddellijk. Het mooiste woord is zee, of in het dialect, 'zèh'. Veel later, na het lezen van Eric de Kuyper's schitterende 'Met zicht op zee', kwam ik er achter dat de taal van de 'Schèveningse Zèh' langs de gehele Noodzeekust werd, en deels nog wordt gesproken: het Noordzeegermaans. Zoals in Oostende, misschien daar nog mooier, want de Noordzee heet er niet de zèh, maar het zèhtje. Als de storm gaat liggen zeggen ze er ''t zèhtje pist'. Prachtig, de Noordzee is geen oceaan, zelfs geen zee, maar een zèhtje. Mijn band met de kust en de zee is een feit, maar een feit dat zich maar lastig verhoudt met mijn appreciatie van kunstmatig landschap. Want één ding is zeker, de Noordzee is niet kunstmatig. Ook al zou je zo nu en dan daar aan kunnen twijfelen bij het zien van boorplatforms of windmolenparken. Maar voorlopig houd ik het er op dat de 'Schèveningse Zèh' en het 'Zèhtje' van Oostende puur natuur vertegenwoordigen. Maar... is de Noordzee ook natuurlijk lándschap? De zee en de kust vormen tezamen kustlandschap, dat wel, maar geen natuurlijk landschap. En is er dan wellicht sprake van natuurlijk landschap op zee, buiten het visuele bereik van de kust? Misschien in combinatie met wolkenluchten uit de schilderijen van Hollandse Meesters? Ik dwaal af. Wat ik geleerd heb op het Scheveningse strand (en later ook op andere stranden) is dat zee en het strand in ieder geval een dynamisch landschap vormen, vooral door de werking der getijden. Het opkomende en het wijkende water creëren telkens nieuwe landschappen. Op de schaal van een postzegel, in het leefruim van kwalletjes, krabbetjes en schelpjes, zijn dit natuurlijke landschappen. Maar op de schaal van de kustzone wordt het natuurlijke van die dynamische landschappen sterk onderdrukt door steden en infrastructuur en niet te vergeten door het vaak al te menselijke gebruik van de vaderlandse stranden (ga hier niet in details treden, maar vaak is dat echt vies). Het landschap van Scheveningen, het kustlandschap, het dynamische landschap van zee en strand - het heeft mij wat tijd gekost, ook nu weer - maar zelfs ik kwam er achter dat dit soort landschap in optima forma aanwezig is voorbij Scheveningen in het noorden, in het Waddengebied! Dat gebied strekt zich uit van Texel, of historisch gezien misschien al van Wieringen, tot aan het Deense eiland Fanø. En daartussen al die andere eilanden: Ameland, Borkum, Sylt, enzovoorts. Dat ik jullie deze column voorlees komt omdat ik al enige tijd verwikkeld ben in onderzoek naar dit Waddenlandschap. Schiermonnikoog was mijn eerste kennismaking met het Waddengebied. Ik weet niet precies meer wanneer maar het was de tijd dat een zwarte Amerikaanse slee werd gebruikt voor het vervoer van gasten naar Hotel Van der Werff. Het kustlandschap was meteen overweldigend. Het brede strand, de Noordzee, de ruimte was er ongelooflijk. De uitgestrektheid van het strand voorbij de Balg, en de Wadden daarachter, adembenemend. Maar wat me op den duur het meest frappeerde was vooral de tegenstelling tussen die uitgestrektheid en openheid van de stranden, de Noordzee en de Waddenzee aan de ene kant en het eiland zelf aan de andere kant, of beter gezegd, aan de binnenkant. Het eiland is klein en de rest is groot; kleinschalig versus grootschalig. Het eiland staat voor gecompartimenteerde ruimte, de omgeving voor wijdsheid. Het eiland is overwegend kunstmatig, de omgeving overwegend natuurlijk. Schiermonnikoog blijkt een prototype van Nederlands kustlandschap: de kust met de duinen daarachter, en daar weer achter een heuse, rationeel verkavelde polder (misschien is Terschelling nog een beter voorbeeld, maar daar kwam ik pas later terecht). Die orde vormt ook de basis voor het landschap van nagenoeg alle andere Waddeneilanden, zowel van de Nederlandse, als van de Duitse, maar ook van ten minste twee Deense Waddeneilanden. Dat Schiermonnikoog een soort mini-Holland vormt is goed te zien wanneer de kaart van het eiland 90 graden naar links wordt gedraaid. Dan zie je als het ware een variant op het landschap van Noord-Hollandse Schoorl en omgeving. Trouwens wanneer Texel 90 graden naar rechts wordt gedraaid, is meteen duidelijk dat Texel natuurlijk ook echt een Waddeneiland is; alhoewel sommige Waddenliefhebbers dat niet meteen met me eens zijn. Op de meeste Waddeneilanden wordt gewoond. En daarom zijn er woningen nodig. Een Groningse architect, geboren en getogen op Schiermonnikoog, legde mij in de gelagkamer van Van der Werff ooit uit dat de eilandbevolking geen bal van architectuur begreep. Hij had kort daarvoor een project voor een plaatselijke vriend afgerond. Een woonhuis, over de gehele diepte gezoneerd, één helft privé (voor die vriend) en de andere helft bestemd voor verhuur aan toeristen. Die zonering was af te lezen aan de voorgevel. Het laagste deel, dat wil zeggen de goothoogte, bevond zich precies in het midden. Van daaruit liep het dak, enigs gebogen, in twee richtingen omhoog om zowel links als rechts de uiterste nokhoogte te bereiken. De architect had als het ware een traditioneel huis op het eiland in de lengte door midden gezaagd en vervolgens de twee helften verwisseld en aan elkaar geplakt. Daarmee bleef hij voldoen aan de plaatselijke bouwverordening, want nokhoogte OK en goothoogte OK. Aldus maakte hij niet alleen een lange neus naar de eiland-bureaucraten, maar schiep hij ook ruimte voor architectuur, en een mooi, doelmatig huis voor zijn vriend. Wat ik wil zeggen, mij fascineert aan de Wadden juist die combinatie van kunstmatig landschap (polders, bebouwing, dijken, architectuur, stedebouw) en het vloeibare landschap van stranden en zee. Juist die tegenstelling. Zo mooi te zien op vele plaatsen in het Waddengebied. En misschien nog wel het mooiste vanuit de lucht. Met een beetje geluk zijn de eilanden goed te zien op een gemiddelde vlucht van Amsterdam richting Scandinavië. Bijvoorbeeld die dijk van het Duitse vasteland naar Sylt en een vergelijkbare verbinding voor het eerst volgende eiland in Denemarken. Of de harde kustverdediging van Duitse eilanden als Borkum en Langeoog. Ik weet wel dat de Wadden voor velen synoniem zijn met natuur, of natuurgebied, maar ik was en ben vooral geïnteresseerd in de artificiële aspecten van dit kustlandschap, juist omdat daar die tegenstelling tussen natuurlijk en kunstmatig zo mooi uit de verf komt. De 'vintage' taxi-, later busdienst door en naar Hotel Van der Werff te Schiermonnikoog en de infrastructuur van de haven, allebei met als achtergrond de Waddenzee. De in onbruik geraakte bakens, zoals in de Kobbeduinen. En de twee vuurtorens van Schier, waarvan die ene een watertoren bleek te zijn. Trouwens voor mij is Wieringen ook een Waddeneiland, maar dan een ingekapseld eiland, opgenomen in de kunstmatigheid van Hollandse polders. En ook mooi, die 'manmade' slufter in, of beter door het duingebied van Texel. Bovenal hou ik van al die mooie nederzettingen, zoals Den Burg en De Cocksdorp op Texel, of het nouveau riche dorp Kampen op Sylt. Maar ook het smalspoorlijntje op Borkum tussen de haven en het dorp. En dan laat ik hier die straaljagers boven Vlieland en de Vliehors daaronder voor het gemak buiten beschouwing. Van Fanø waardeer ik juist dat het zo dicht bij de stad Esbjerg op het vaste land ligt en op Romø heb ik met kinderlijk plezier met een BMW over het strand gereden. Kortom,
graag verraad ik hier mijn beperkte achtergrond als stedebouwkundige.
Ik geef het toe, mijn stedebouwkundig perspectief werkt wellicht vernauwend,
maar van dat nadeel wil ik juist een voordeel maken. Ik wil toespitsen
en in mijn onderzoek aandacht vragen voor de dorpsuitbreiding op Schier,
over de sociaal-economische problemen op nagenoeg alle eilanden, hoe
die problemen samenhangen met wat er gebeurt op het nabije vasteland.
Ik wil daarom nadenken over hoe de eilanden met hun achterland zijn
verbonden, en hoe ze beter met elkaar kunnen worden verbonden. Over
hoe wonen, werken en recreëren er met elkaar samenhangen, of
zouden moeten samenhangen. En uiteindelijk probeer ik, samen met fotograaf
Theo Baart, het sublieme landschap van de Wadden te gebruiken als
laboratorium voor het verkennen van nieuwe vormen van stedebouw en
landschapsontwikkeling. Om dat te kunnen bereiken zullen we over nagenoeg
alle eilanden trekken en zoveel mogelijk dorpen bezoeken. En kennismaken
met de Friese talen waarmee de Waddeneilanden via het Noordzeegermaans
verbonden zijn met de kuststreken van Holland, Zeeland en Vlaanderen.
Noorderstroom
over Ruimtelijke Kwaliteit van het Waddengebied Paesens Herberg 'De Hoeke' in Paesens (Friesland) staat te koop. De bestemming zal dus mogelijk veranderen en symboliseert zo dat de Wadden een gebied in beweging is. Dat bleek ook uit de presentaties tijdens de bijeenkomst van Noorderstroom in die herberg. Maar eerst werd een wandeling gemaakt over de dijk langs en 'in' de Waddenzee en kon men zien hoe plannen voor landaanwinning ook in beweging zijn. De dijk voor de zeedijk loopt dood, maar bood niettemin een prachtig uitzicht. Het licht van de vuurtoren op Terschelling bleek reeds ontstoken en Rob van der Bijl had nog net genoeg licht om aan de voet van de dijk zijn column voor te lezen. Hij plaatste de Wadden in een stedebouwkundig perspectief en vroeg aandacht voor de hem fascinerende tegenstelling tussen de 'natuurlijke' Wadden en de overwegend 'kunstmatige' eilanden. Die tegenstelling
werd ook duidelijk uit de twee presentaties. Bertus de Jong van de
provincie Fryslân bood een overzicht van het menselijk sleutelen
aan de Wadden. Het streekplan blijkt - al dan niet terecht - geen
uitsluitsel te geven over de Waddenzee, die volgens de plankaart buiten
het plangebied valt. Aldus concentreert het provinciale 'Werk aan
de Wadden' zich overwegend op beleidsmatige en ontwerpmatige ingrepen
op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Fysieke projecten - cultuurhistorisch
en stedebouwkundig gemotiveerd - moeten er voor zorgen dat 'Fryslân
op afstand de mooiste provincie van Nederland' wordt. De 'ruimtelijke kwaliteit van de Wadden' vertegenwoordigt een veelomvattend en gecompliceerd onderwerp. Dat bleek niet alleen overduidelijk uit de gezamenlijke discussie waarmee de bijeenkomst werd afgerond, maar ook meteen uit de inleiding van Yellie Alkema. De complexiteit wordt weerspiegeld in de meervoudige doelstellingen van Nota Ruimte, in de uitwerking daarvan in de PKB Derde Nota Waddenzee en in internationale afspraken en samenwerkingen. Yellie gaf ook een impressie van het fenomeen 'integraal kustmanagement' en het belang daarvan voor ruimtelijke kwaliteit. Voor de totstandkoming van die kwaliteit toonde ze aan dat daar nog harde noten over te kraken zijn. Al was het alleen al door bestuurlijke fragmentatie van het Waddengebied, door amper meetbare doelstellingen, door weinig concrete maatregelen voor het cultureel erfgoed en door het ontbreken van een lange termijn perspectief op de Wadden. De discussie over de Wadden kan op verschillende niveaus worden gevoerd. Het maakt uit of uitsluitend naar de eilanden zelf wordt gekeken, of dat wordt nagedacht over die eilanden en hun vaste achterland, en niet te vergeten, de Waddenzee daartussen. Voor de discussie kan het ook geen kwaad om de Wadden in een internationaal perspectief te plaatsen. Opvallend is bijvoorbeeld de verschillende manieren waarop Duitsland en Nederland hun werk aan de Wadden benaderen. De institutionele condities van beide landen verschillen aanzienlijk en dat vindt zijn weerslag in de ruimtelijke ordening en de bestaande en de nagestreefde ruimtelijke kwaliteit. De Duitse helderheid (echt bebouwd versus echt natuurlijk) steekt scherp af tegen het Nederlandse gepolder (van alles wat). Volgens Michiel is het goed dat er door nieuwe condities op natuurlijke wijze nieuw landschap ontstaat. Volgens Bertus moet het echter mogelijk zijn dat dit nieuwe landschap ter discussie kan worden gesteld. Het 'spontaan ontstane' landschap is volgens hem niet per se goed. Dat hij daar een punt mee heeft, bleek al uit het verhaal van Michiel over de Boschplaat op Terschelling. De plaatselijke bevolking heeft zich mordicus tegen het voorstel gekeerd om de duinenrij door te steken teneinde het zeewater er vrij spel te geven. Michiel gaf daarnaast een voorbeeld van een ingreep die uiteindelijk wel plaatselijke instemming kon wegdragen, namelijk een landschappelijke interventie op Ameland die meer ruimte biedt aan een natuurlijk antwoord op zeespiegelstijging en die tegelijkertijd de landschappelijke historie van het ooit in tweeën gedeelde eiland afleesbaar maakt. Ingrepen zoals Ameland blijken uiteindelijk rechtvaardigbaar als het sociaal-economisch belang voor de eilanders inzichtelijk wordt gemaakt. In zijn afsluiting van de discussie probeerde Rob dit belang te onderstrepen. Hij pleitte voor een bescheiden en bovenal pragmatische benadering van ruimtelijke kwaliteit in het Waddengebied. Zonder recht te doen aan sociaal-economische grondslagen, en zonder institutionele belemmering te onderkennen, dreigt de effectiviteit van ontwerp, onderzoek en beleid voor de Wadden te marginaliseren. Maar
marginaal was de discussie zeker niet. De hoeveelheid onderwerpen
correspondeerde met de omvang van het grote Waddengebied. Een gebied
misschien wel te groot voor de Hollands-bestuurlijke en planologische
cultuur, maar dat terzijde. Veel onderwerpen dus. Bijvoorbeeld over
pootaardappelen op Ameland die best zouden mogen verdwijnen. Laat
dat land maar natter worden, want de omtrek van de huidige ringdijken
hoeft beslist niet groter. Ameland en andere eilanden zouden immers
slimmer moeten worden toegesneden op de verhoging van de zeespiegel.
Angst op Terschelling is dan ook een slechte raadgever. Er zou weer
op terpen gewoond kunnen worden, maar dan niet in quasi-historische
gebouwen. De Wadden kunnen in potentie meegroeien met de zeespiegelstijging.
Architectuur op de eilanden moet sowieso beter. Nog meer! De derde
dimensie wordt verontachtzaamd. Bizar dat de luchtmacht met zijn aanvliegroutes
de enige autoriteit is die het gehele Waddengebied omvat (dus zee
en eilanden en vasteland). Moet er toch ruimte voor hoogbouw zijn?
En 120 meter hoge windmolens? Kunnen er opportunistisch windmolenlocaties
worden uitgeruild? Nog iets anders: hoe moeten de Waddeneilanden met
het vasteland worden verbonden? Nog sneller dan nu? Of juist langzamer,
waardoor de Waddenzee niet wordt overgeslagen, maar ervaren. Hoe kan
bijvoorbeeld Groningen aan zee komen te liggen? Zou het strand bij
Lauwersoog niet verbeterd moeten worden? De discussie over ruimtelijke
kwaliteit is nog niet afgerond! Wordt vervolgd... Klik hier voor een paar van onze foto's van de Wadden...
Wadden The Wadden Sea Islands (or Frisian Islands) serve as ongoing research topic for Rob van der Bijl (urban planner). He conceives the Wadden as a habitat - a place for living, working, being and recreation. Some of our Wadden pictures here...
Terschelling (Netherlands), December 30, 2023 - sea landscape inhabited by many birds. (Image: Renée van der Bijl) Terschelling (Netherlands), January 2, 2023 - stormy landscape at the far east side of the island. (Image: Renée van der Bijl)
|