Een
stad
Lian
Ong tekent in ‘Stuifmeel’ met soepele lijnen en pennenstreken
een stad, waarvan de atmosfeer neerslaat op het verhaal. De inkt is
overwegend donker tot zwart. Wanneer Noga door de nacht vlucht om haar
achtervolger van zich af te schudden, hangt de hitte van de dag nog
als een klamme deken boven de straten. ”Uitgerekend die nacht” had
Noga zich weer eens “flink in de nesten gewerkt”.
De stad van Ong zou Groningen kunnen zijn, of Delft, het is zeker
een Nederlandse stad. Maar dat is niet belangrijk. Wel belangrijk
is een
stad die fungeert als context van het verhaal. Dat verhaal wordt door
een stad weerspiegeld en geïntensiveerd.
De beklemmende, drukkende atmosfeer in de openingsscène verhevigt
de gevoelens van hoofdpersoon Noga. Op het moment dat ze ontdekt op
haar vlucht een doodlopende straat te zijn ingeslagen, krijgt ze het
letterlijk benauwd.
Noga
en Roest vinden elkaar; ze vinden elkaar mooi. Op dat moment vloeien
verhaal en omgeving ineen. Even neemt het wit in de zwartwit-tekeningen
de overhand. Denken maakt plaats voor gevoel en de twee hoofdrolspelers
versmelten met elkaar, en met het bed, met de kamer in het pension
en uiteindelijk met de stad, want de volgende dag laat Roest Noga een
stad zien. “Een heel gewone stad. Niet oud, niet nieuw. Maar
ze is mooi … als de zon opkomt. Er komt zovéél
moois aan ’t daglicht.”
Zoals een autosloperij in de periferie; het roest en de krassen op
de auto’s vertellen verhalen. De Stad is nu een warme deken.
Maar dat verandert als Roest ontdekt dat Noga hem alleen maar heeft
gebruikt om een kind te krijgen. Dan zijn de scherp getekende auto’s
met hun krassen weer gewoon wrakken. Dan is de stad gewoon weer een
vrijplaats voor rovers, voor dieven in de nacht op zoek naar stuifmeel.
Bron:
Lian Ong, Stuifmeel. Casterman, 1989.
Type:
Persoonlijke landschappen
Copyright:
Lian Ong (1989)
Februari
2001 wenst Lian Ong ons succes met ons project Op dat moment
in Parijs … Ze schrijft ons in haar brief: “De
stad (in Stuifmeel, red.) was voor mij smaak, een geur
die het verhaal omgaf, misschien zelfs een bed (inclusief deken)
om de
intimiteit in te vangen … De stad is ook een weerspiegeling
van gevoelens. Vooral in het laatste hoofdstuk. Het gaat niet
meer om de stad, maar om het beeld van de stad, het licht wat
er anders uit ziet als je verliefd bent, de smaak van een omgeving,
de muziek in de lucht. … De stad kun je zien als een bos.
Voor sommige mensen is een bos een verzameling bomen …,
maar soms loop ik in een bos, en dan is een bos alleen nog maar
lichtvlekken, groen en geur en dan is het bos een wezen. Voor
mij is de stad in Stuifmeel in het laatste hoofdstuk zo’n
wezen.”
|